10
June
2021

Nieuwe hypothese voor sterke toename allergie

De hygienehypothese lijkt niet afdoende om de toename van allergie te verklaren. Nieuwe hypotheses kijken verder dan te schoon leven.

Sterke toename aantal mensen met allergie

De afgelopen decennia nam het aantal mensen met een allergie sterker toe dan op basis van erfelijke factoren verwacht kon worden. Een mogelijke verklaring hiervoor werd eind jaren ’80 geformuleerd; deze werd bekend onder de naam ‘hygiëne-hypothese’. Volgens deze hypothese zijn we te schoon gaan leven en maken we te weinig infectieziektes meer door, waardoor ons immuunsysteem onvoldoende leert welke (micro)organismen schadelijk zijn en welke niet, met allergische aandoeningen als gevolg.

Hygiëne-hypothese niet afdoende

Er zijn echter ook verschijnselen die niet verklaard kunnen worden door de hygiëne-hypothese, zoals bijvoorbeeld:

• Het aantal mensen met allergische astma neemt toe in ‘onhygiënische’ wijken in grote steden.

• Migranten in grote steden die afkomstig zijn uit landelijke gebieden zijn minder vaak allergisch dan mensen die in deze steden geboren zijn.

• Uitbraken van infectieziekten voorkomen het ontstaan van allergieën niet.

• Onderzoeken naar de rol van bepaalde virussen die beschermen tegen allergie zijn niet consistent.

Ook de rol van antibiotica, zowel bij mensen als bij dieren, wordt in de hygiëne-hypothese onvoldoende meegenomen. Om deze fenomenen te verklaren, is vervolgens de meer genuanceerde ‘Old Friends’-hypothese geformuleerd.

Old Friends-hypothese

Millennia lang leefde de mens in een natuurlijke omgeving, in woningen gemaakt van materialen als modder, riet en hout. Deze zaten vol met micro-organismen, waar de mens voortdurend mee in aanraking kwam. Ook kwam de mens door het leven in en met de natuur in aanraking met parasieten als toxoplasma en wormen die in de darmen leven. Ons immuunsysteem is daardoor zo geëvolueerd dat het niet alleen met deze organismen samen kan leven, maar dat het deze zelfs nodig heeft om zich na de geboorte goed te kunnen ontwikkelen. Deze bacteriën en andere organismen uit de natuur zijn onze ‘oude vrienden’.

Minder contact met bacteriën uit de natuur

Sinds relatief korte tijd leven we in woningen van beton, glas en geïmpregneerd hout, en komen we nauwelijks meer in contact met bacteriën uit de natuur. Huisdieren worden ontwormd en het wassen van handen na het buitenspelen of werken in de tuin verkleint de kans op parasieten. Kortom, de blootstelling aan onze oude vrienden is in de moderne omgeving afgenomen. Dit komt door tal van factoren, zoals de overgang naar een stedelijke leefomgeving, verandering van het voedingspatroon, zuivering van drinkwater, aanleg van riolering en het veelvuldig gebruik van antibiotica. Dit alles heeft geleid tot een gebrekkig contact tussen microben en het immuunsysteem en daarmee de tot een verhoogde kans op moderne immuun aandoeningen als allergie.

Diversiteit het belangrijkst

Onderzoekers zijn het erover eens dat intensief contact met micro-organismen in de eerste maanden na de geboorte belangrijk is, waarbij vooral  blootstelling aan een hoge diversiteit van micro-organismen belangrijkst is. Daarbij geldt dat kinderen niet per se veel infectieziektes hoeven door te maken, maar dat het wel belangrijk is dat ze in contact komen met verschillende typen micro-organismen. Omdat het diverse contact vroeg na de geboorte zo belangrijk is, gaan er inmiddels stemmen op om de hypothese van een nieuwe naam te voorzien: de biodiversiteitshypothese.

Moderne manier van leven draagt bij aan allergie

Het wordt hoe dan ook steeds duidelijker dat onze moderne manier van leven ervoor zorgt dat we te weinig in contact komen met de grote variëteit aan micro-organismen die het (aangeboren) immuunsysteem nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. En dat de afname van de microbiële diversiteit bij de mens verband houdt met een toename van allergieën.

Aanwijzingen voor de praktijk

  1. Intensiveer het contact met een diverse microbiologische (buiten)wereld, vooral in de eerste 1000 dagen.
  2. Stimuleer de diversiteit aan darmmicrobiota door middel van borstvoeding, vooral in de eerste 8 maanden, gevolgd door een zo gevarieerd mogelijk dieet, gefermenteerde voedig, contact met (huis)dieren en een groene, natuurlijke leefomgeving.
  3. Laat je bij de keuze van probiotica zo veel mogelijk leiden door wetenschappelijk onderzoek met specificates van aandoening, behandelregime, micro-organismen en dosering.

Croon 2019

Referenties

Croon, S., Rijkers, I. G., Budding, A., de Jong, E., Knol, E., Smits, H., ... & Kort, I. R. (2019). De hygiënehypothese onder de loep. Dutch Journal of Allergy, Asthma & Clinical Immunology (NTvAAKI), 19, 55-60.

Stein, M. M., Hrusch, C. L., Gozdz, J., Igartua, C., Pivniouk, V., Murray, S. E., ... & Sperling, A. I. (2016). Innate immunity and asthma risk in Amish and Hutterite farm children. New England journal of medicine, 375(5), 411-421.

https://www.news-medical.net/health/Old-Friends-Hypothesis.aspx

http://www.grahamrook.net/OldFriends/oldfriends.html

4
January
2021

darmbacteriën

eczeem

Onderzoek

immuunsysteem